Het is een
weekend van skiën en paaseitjes. Niet dat wij dit weekend gaan skiën, geen haar
op mijn hoofd! Ik houd namelijk helemaal niet van skiën: te koud, te hoog en ik
zie nooit waar je naartoe moet skiën. En het gaat mij te snel. Gelukkig heb ik
een echtgenoot gevonden die er ook niet van houdt, dat schept een band en zo
zijn we allebei blij met een zonbestemming tijdens de winterse vakantie. Nee,
wij gaan dit weekend dus niet skiën, maar het kan wel, in de Pyreneeën is een
skistation heropend! Dat was in april dichtgegaan, maar daar ligt nu zo veel
sneeuw dat ze de pistes weer glad gestampt hebben en de lift in de olie gezet.
De skipasjes zijn al uitverkocht. De meneer van de skiverhuur was helemaal
blij. Normaal werkt hij in dit jaargetijde in de fruitpluk, maar daar valt nu
niets te plukken, maar lange latten uitdelen kan dus wel. Zijn seizoen is
gered. Nou het mijne nog.
En die paaseitjes
dan? Nou kijk (vroeger zei mijn vader dan: ‘Ja, ik kijk! Ràzend werd ik dan,
als hij het te vaak zei.), ik ben hier in huis de enige die troep opruimt, de
andere twee huisgenoten lijden aan troepblindheid. Ze willen best opruimen, en
doen het ook als ik zeg wat er opgeruimd moet worden, maar ze zien dus niet dàt
er troep ligt. Het is een beetje besmettelijk, wat ik zie die troep ook steeds
minder. Maar het viel me gister toch ineens op dat er in de zitkamer nog een
zak met paaseitjes en een paaskip lag. Zoonlief had in april gezegd dat ie die
niet ging opeten, want ze waren niet lekker. Dat gaat wel weer over, dacht ik
toen, gewoon later nog eens aanbieden. Er zitten namelijk smarties in en wie
kan dat nou weerstaan? Ik heb ze dus weer op de eettafel gelegd en nu zijn ze
bijna op. Misschien dat het nu dan een pietsie warmer kan worden? En ietsje
minder regen? Alstublieft? Het is met dat voorjaar net als met ons tweede
kindje, het wil maar niet komen.